Home
Kenniscentrum
Column
Ijzer met handen bre...

IJzer met handen breken

Column
20 februari 2024

"Op het einde van de avond kom ik met mijn planning totaal niet meer uit. Waar ik bij de één te vroeg was, kwam ik bij de ander te laat. De bewoners zijn moe en willen naar bed. Het huilen stond me nader bij dan het lachen, maar ik zet mijn mooiste glimlach op."

Soms heb je van die dagen dat je aan je dienst begint en denkt, wat zal ik doen: ren ik keihard het gebouw uit of zet ik de schouders eronder? Van tevoren weet ik dat het een dag van niks wordt en dat mijn schouders aan het einde van de dag zijn afgebrokkeld. Maar hé, ik heb het in ieder geval geprobeerd.

Mijn avonddienst begint. Iemand heeft zich zojuist ziekgemeld en er is al een tekort aan personeel. Samen met mijn helpende plus collega zijn wij verantwoordelijk voor twee afdelingen. Daarnaast heb ik verpleegkundige bereikbaarheidsdienst. Dat betekent in het ergste geval dat ik weggeroepen wordt als er elders verpleegkundige hulp nodig is en mijn collega alleen achterblijft op twee afdelingen. Normaal gesproken is dit goed geregeld, maar ziekte kan niemand voor zijn. Deze keer ook niet.

Mijn topper van een collega mag gelukkig deels medicatie uitdelen. Dat scheelt een hoop. We plannen samen wie waar naartoe gaat. Ik ga naar de mensen die opiaten en insuline krijgen. Normaal hebben we voor beide afdelingen twee verzorgenden en/of verpleegkundigen en helpt mijn collega helpende plus als ondersteunende dienst.

Achter op schema

We beginnen op tijd aan onze route, maar al snel gaat het met een bewoner niet goed. Er was al een beleid gericht op comfort, maar deze bewoner is niet comfortabel en erg benauwd. Mijn collega roept mij op. De familie is ook aanwezig. Ik heb metingen gedaan en deze zijn niet goed, de bewoner heeft extra zorg nodig om comfort te krijgen.

Aan het einde van de middag benader ik de arts voor overleg. Ik krijg de assistente aan de lijn. Lang verhaal kort: dit was geen fijn gesprek en ik kon de zorg niet geven zoals ik voor ogen had voor deze bewoner. De emoties lopen hoog op. Uiteindelijk gaat het weer wat beter met de bewoner en zet ik mijn zorgroute weer voort. Natuurlijk lopen we achter op schema en dat zijn de meeste mensen op de afdelingen niet gewend.

Van de eerste bewoner waar ik naartoe ga is de familie aanwezig. Ik krijg de vraag of het normaal is dat er nu pas iemand komt. De volgende bewoonster is aan het huilen en van mening dat ze wel dood op de grond had kunnen liggen. Tegelijkertijd word ik gebeld of ik even bij de bewoner wil komen met wie het aan het begin van mijn dienst niet goed ging. Ik beloof de mevrouw waar ik nu ben dat ik het goed maak en zo snel mogelijk weer kom kijken, maar dat ik snel weg moet.

"Er zijn tranen, er zijn herinneringen. Alles komt de revue voorbij."

Ik had al zo’n gevoel dat dit niet goed was. Ik loop de kamer binnen en ik zie dat de laatste adem wordt uitgeblazen. Dit is één van de momenten dat je niet even snel naar binnen kan en even snel de huisarts belt. Nee, dit is een moment waar je met de familie stil moet staan bij wat er is gebeurd. Er zijn tranen, er zijn herinneringen. Alles komt de revue voorbij.

De arts is onderweg om te schouwen en ik laat de familie even alleen. Andere bewoners beginnen te bellen. Omdat ik niks mag zeggen tegen de andere bewoners wordt het behoorlijk lastig om te verantwoorden waarom ik zo laat ben. Ik besluit alle mopperende bewoners te incasseren en alle begripvolle bewoners te waarderen.

'Ik zet mijn mooiste glimlach op'

Aan het einde van de avond kom ik met mijn planning totaal niet meer uit. Waar ik bij de één te vroeg was, kwam ik bij de ander te laat. De bewoners zijn moe en willen naar bed. Het huilen stond me nader bij dan het lachen, maar ik zet mijn mooiste glimlach op.

Tot een van de laatste adressen. Ik kom de deur binnen de mevrouw zegt in het meest plat Amsterdams: ‘Zo, durf je nog wel binnen te stappen?!’

Ik schiet een beetje vol. Ik begin te hakkelen en kom niet uit mijn woorden. Ze moet keihard lachen. ‘Ach joh ben je mal, ik zit je te plagen! Jullie zijn keihard aan het werk en ik ben niet gek hoor. Toen ik buiten stond zag ik de auto van een uitvaartverzorger staan. Meid ga zitten. Je kan wel wat humor gebruiken, want sommigen kunnen mopperen.’ Ze toverde weer een gemeende glimlach op mijn gezicht.

Ik besluit om inderdaad even te blijven zitten, wel vier minuten, en ik heb weer moed om verder te gaan. Ik help mevrouw en ik ben bijzonder dankbaar voor dit moment.

Begrip voor de situatie

Samen met mijn collega’s hebben we de avond geëvalueerd. We hebben afscheid moeten nemen van een liefdevol mens en alle zorg wat gegeven moest worden is gegeven aan alle bewoners. Ondanks de emoties. Morgen wordt iedereen wakker en dan weet iedereen wat er aan de hand was. Dan weet ik dat er begrip is voor de situatie van vanavond.

En dat we dus ijzer met handen kunnen breken!

Marleen Haasjes-Meijering heeft tot haar 32e in de horeca gewerkt. Na 10 jaar in de gehandicaptenzorg werd zij nieuwsgierig naar het werken met een andere doelgroep. Nu werkt Marleen als verpleegkundige bij Medicalhunt en vertelt zij over haar ervaringen in de zorg via diverse columns.

Column Marleen web